Beursgang? Niet doen!

Geplaatst door op zondag, 24 oktober 2004 in blog | 0 reacties
Beursgang? Niet doen!

Steeds meer coöperaties trekken vreemd kapitaal aan. Ze gaan naar de beurs of doen zaken met een externe financier. Een zorgelijk ontwikkeling, zegt coöperatiedeskundige Onno-Frank van Bekkum. Een beursgang is niet in het belang van het lid. ‘Coöperaties die naar de beurs gaan hebben niet geïnvesteerd in een goede relatie met hun leden.’

Hij is er zelf van geschrokken. Zoveel coöperaties die op een of andere manier de gang naar de beurs hebben gemaakt. Uit de lijst met de top twintig van Europese zuivelcoöperaties, somt Onno-Frank van Bekkum zo meer dan tien coöperaties op die al aan de beurs zijn genoteerd of binnen afzienbare tijd de beursgang maken. Een vingerwijzing dat het aantal coöperaties dat extern risicodragend kapitaal aantrekt, sterk groeit.

Het vervult hem met zorg. Van Bekkum meent dat coöperaties de financiering in eigen huis moeten regelen. Een overtuiging die hij al jaren uitdraagt. En nog steeds. Coöperaties die extern geld aantrekken, redeneren niet vanuit het belang van het lid, is zijn stelling. Sterker, de cooperatie slaat een pad in, weg van de eigen leden. ‘Ik zie geen reden waarom een coöperatie nu naar de beurs moet. Eigenlijk nooit.’

Op de voet
Van Bekkum is onderzoeker van het Nederlands Instituut voor Cooperatief Ondernemerschap (Nice), dat gelieerd is aan Universiteit Nyenrode. De coöperatiedeskundige adviseert coöperaties in binnen- en buitenland. En volgt hun ontwikkelingen op de voet.

Zoals de Zwitserse zuivelcoöperatie Emmi. Prachtig bedrijf, schetst Van Bekkum. In zo’n zeven jaar groeide de omzet van 300 naar 1.200 miljoen euro. De helft van de melk wordt geleverd door de leden, de rest koopt Emmi in. De leden krijgen een goede melkprijs en de winst wordt bijgeschreven op de reserves van de boerenorganisatie, die de expansie de afgelopen jaren financierde. Maar binnenkort gaat Emmi naar de beurs. Negenenveertig procent van de aandelen wordt verhandeld, met het doel om zo’n 80 miljoen euro binnen te halen.

De gelaatsuitdrukking van Van Bekkum spreekt klare taal: zonde. ‘De coöperaties die naar de beurs gaan hebben niet geinvesteerd in een goede relatie met hun leden. Als je kijkt naar de coöperaties die extern geld aantrekken, dan valt op dat de leden niet sterk aanwezig zijn in de besluitvorming.’ Zoals bij Emmi. De leden staan er op afstand, zegt Van Bekkum. ‘Als je wel investeert in een goede relatie en als je het aantrekkelijk maakt voor de leden om te investeren, is een beursgang niet nodig als je vanuit het ledenbelang redeneert.’

Hij neemt het woord niet in de mond, maar met een beursgang of het binnenhalen van een grote externe financier verkwanselt een coöperatie het belang van de leden. Zover moeten de leden, de eigenaars nota bene, het niet laten komen. ‘Met aantrekken van extern kapitaal gaat het bedrijf zich richten naar degene die het hardste roept,’ zegt Van Bekkum. En dat zijn vaak de aandeelhouders of de externe financier, die met een flink geïnvesteerd bedrag een grote vinger in de pap wil.

Veel interesse
Toch zetten steeds meer coöperaties de deur open voor vreemd kapitaal, zo blijkt uit zijn eigen onderzoek. Van Bekkum begrijpt dat ook nog wel. De huidige financieringsstructuur van coöperaties drijft ze in de armen van externen die beschikken over grote zakken met geld. En, stelt Van Bekkum, vast, die belangstelling is er. Dat betekent dat het rendement in de ketens goed genoeg is om vreemd kapitaal aan te trekken. ‘Je moet er vanuit gaan dat bij een rendement van zo’n veertien procent financiers interesse krijgen om er in te stappen. Een keten waarin weinig verdiend wordt, trekt geen belangstelling. En ik neem waar dat er veel externe interesse is.’

Waar het nu om gaat is dat een coöperatie het rendement niet bij externen, maar bij de eigen leden terecht laat komen. Niet externe kapitaalverschaffers, maar de leden moeten op basis van een rendement van veertien procent op het te investeren vermogen, geld in hun eigen coöperatie stoppen. ‘Als je dat als coöperatie kunt uitleggen en voorrekenen aan je leden, dan kunnen ze kiezen: investeer ik het in mijn eigen bedrijf of in mijn coöperatie. Dan is het niet zo heel moeilijk.’

Dat is het wel als er weer een oproep wordt gedaan aan de leden nog eens 300 miljoen op te hoesten die in de algemene reserves worden gestopt. ‘Ja, zeggen leden nu: dat geld moet ik mijn eigen bedrijf investeren. Het zijn ook ondernemers.’

Fonterra
Coöperaties moeten hun financieringsstructuur aanpassen, zegt Van Bekkum. Hij noemt de Nieuw-Zeelandse coöperatieve melkverwerker Fonterra als voorbeeld. ‘Er ligt duidelijk een link tussen de financiering en de hoeveelheid melk die je levert. Als je meer wilt leveren, moet je ook meer investeren in de coöperatie,’ legt Van Bekkum uit. Het bedrijf betaalt een marktconforme melkprijs, geeft jaarlijks dividend op de aandelen en laat de waardestijging van het concern toevallen aan de leden.

Zo moet het. ‘Wij staan nog maar aan het begin,’ zegt hij, doelend op coöperaties in Nederland. Campina noemt hij als voorbeeld. En Avebe. Ze zijn een beetje op weg. ‘Maar kijk je naar de Rabobank, die heeft zo’n 10 miljard in de dode hand. Dat komt alleen indirect bij de leden terecht.’

Krachttoer
Feit is wel dat niet elke sector zich even makkelijk leent als je kijkt naar de rendementen. ‘Men is somber over aardappelen, vlees, champignons.’ En groente en fruit, de sector waarin The Greenery met een al jaren durende krachttoer probeert uit te groeien tot een sterke marktpartij.

Een reusachtig moeilijke uitdaging, zegt Van Bekkum. Sinds de oprichting van de afzetcooperatie zijn veel leveranciersverenigingen opgezet en telers uitgestapt. Om uiteenlopende redenen: risicospreiding, opportunisme. Van Bekkum: ‘Maar toch, iedereen gelooft in de noodzaak van een sterke Greenery. Ook de uitgetreden telers.’ Ze keren echter alleen terug als The Greenery iets te bieden heeft: een sterke marktpositie met goede prijsvorming of een goed rendement op het geinvesteerde vermogen.

* * *

Beurs is sexy

Aantrekken van extern kapitaal is om drie redenen aanlokkelijk voor een cooperatie, zegt Van Bekkum.

Een: het gemak. Van Bekkum: ‘Laten wel wezen: het is veel makkelijker bij een financier in de Verenigde Staten met vijf keer vliegen 200 miljoen euro op te halen, dan vijfduizend leden overtuigen dat ze zo’n bedrag in hun cooperatie moeten investeren.’

Twee: een beursgang heeft een positieve uitstraling op het marktprofiel van de cooperatie. Aantrekkelijk voor de top en adviserende juristen en fiscalisten, zegt Van Bekkum stellig. ‘Een beursnotering is sexy. Het is spannend naar de city te gaan en met de captains of industry aan tafel te zitten. Dat is gewoon zo.’

Drie: met een beursgang ontsluiten de leden de waarde van hun aandelen. Waar cooperaties er niet in slagen de stijgende boekwaarde uit te keren aan de leden, gebeurt dat bij een beursgang in een klap. ‘Dit is heel slecht voor de coöperatie.De zittende generatie incasseert, maar toekomstige leden zijn kansloos.’

Plaats een reactie