U schrijft, wij publiceren
Met de ophef over het vermeende zelfplagiaat van hoogleraar Peter Nijkamp, is de aandacht weer gericht op de publicatiedruk die leidt tot excessen als fraude, plagiaat en vormen van ‘slodderwetenschap’. Flutpublicaties vinden hun weg in wetenschappelijke uitgaven en dus dringt zich ook de vraag op: zitten de redacties van de tijdschriften te slapen?
De redactie van the International Journal of Business and Globalisation (uitgave InderScience Publishers) heeft het artikel waarin Karima Kourtit en Peter Nijkamp zich schuldig zouden hebben gemaakt aan zelfplagiaat inmiddels in onderzoek. Manager Jim Corlett laat weten dat wetenschapsjournalist Frank van Kolfschooten (NRC) een claim heeft ingediend dat het tijdschrift in de fout is gegaan met publicatie van het artikel van Kourtit en Nijkamp. Het onderzoek is nog gaande, aldus Corlett.
Een soortgelijke reactie geeft redacteur Jurek Konieczny van de Review of Ecomic Analysis, dat volgens de bevindingen van NRC ook artikelen heeft geplaatst waarin Nijkamp zich zou hebben vergalloppeerd met zelfcitaties. “We zijn een onderzoek gestart,” aldus Konieczny. De uitkomsten daarvan houdt hij evenwel voor zich. “We wachten de resultaten af van het officiële onderzoek,” waarmee hij verwijst naar het oordeel van de Commissie Zwemmer, die op verzoek van de Vrije Universiteit het werk van Nijkamp doorlicht.
Aan het trekken van conclusies zijn de wetenschappelijke uitgaven nog niet toe. Het is ook de vraag of de redacties de noodzaak er van inzien. Konieczny vraagt zich af waarom er ophef is in Nederland. “Wij krijgen er hier weinig van mee.”
Protocollen
Vrijwel alle grote wetenschappelijke uitgeverijen werken volgens de protocollen van de Committee on Publication Ethics. Met de voorschriften hebben de redacties richtlijnen om de kwaliteit van hun bladen te bewaken en op te treden in geval van fraude en wangedrag. Voorzitter Virginia Barbour en bestuurslid Chris Graf van COPE stellen desgevraagd vast dat het aantal publicaties zeker groeit. “Maar we hebben geen concrete aanwijzingen dat het aandeel artikelen met een slechte kwaliteit toeneemt.”
Dat is een hele andere observatie dan die van het Platform Hervorming Nederlandse Uiversiteiten en Science in Transition, het initiatief van Nederlands wetenschappers dat zich teweerstelt tegen de grote publicatie- en prestatiedruk. HNU en SiT zien dat de kwaliteit van gepubliceerde artikelen onder druk staat, wat zou resulteren in allerlei vormen van ‘slodderwetenschap’ en ‘veel matige, oninteressante, soms slechte, en een enkele keer zelfs frauduleuze publicaties’.
Die verontrusting van beide kritische platformen lijkt niet te landen bij COPE en de bladen. Ze voelen zich niet aangesproken. Barbour en Graf vragen zich af waar de redacteuren dan de schuld van moeten krijgen. Zijn zij verantwoordelijk voor auteurs die meer en meer willen publiceren of voor fondsen en instellingen die de publicatiedruk opvoeren? “Dat lijkt niet het geval. In ieder geval is het niet zinvol om de schuld bij hen neer te leggen.”
Dubbelblinde reviews
Corlett schetst de omvang van zijn uitgeverij: 378 internationale uitgaven die jaarlijks duizenden artikelen publiceren over de hele wereld. Alle uitgaven werken met het systeem van ‘dubbelblinde reviews’, zegt hij. “We doen ons best om hoge kwaliteitsstandaarden te handhaven. Toch hebben we te maken gehad met plagiaat en zelfplagiaat. De meesten spelen het spel volgens de regels, sommigen niet. Maar dat zie je in elke branche.”
Volgens Konieczny komen frauduleuze publicaties weinig voor in de economie. Hij ziet in de markt wel veel ‘pseudo-journals’ die hoge publicatievergoedingen vragen en kwalitatief matige artikelen publiceren. Maar dat soort uitgaven met een slechte reputatie worden slecht gelezen, áls ze al gelezen worden, voegt hij er aan toe. “Hun invloed is dus beperkt.”
Eenzijdige insteek
Op de VU is wetenschapper Hans Radder betrokken bij Science in Transition, maar meer nog bij het Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten (H.NU), waarvan hij zelf een van de initiatiefnemers is. Radder onderschrijft dat grote publicatiedruk leidt tot excessen als fraude en plagiaat, maar hij vindt de suggestie dat met striktere criteria voor publicaties de problemen zijn opgelost een te eenzijdige insteek.
Daarmee wordt, zegt hij, voorbij gegaan aan de oorzaken van de publicatiedruk en die liggen binnen de veranderende universitaire structuur. Die wordt volgens de beginselen van new public management hervormd tot een model van controle, aldus Radder. Hij noemt drie ontwikkelingen: hiërarchisering, economisering en bureaucratisering. In zijn betoog hekelt de wetenschapper de top down bedrijfscultuur (‘steeds minder mensen krijgen steeds meer te zeggen’), die uitmondt in een ‘enorm systeem van inhoudsloze beoordeling’ en grote publicatiedruk, waarbij gekeken wordt naar aantallen publicaties en citaties. “Ik ben absoluut voor verantwoording, maar het idee is nu dat je met dat model van controle objectieve maatstaven krijgt voor de beoordeling van goed onderzoek. En daar schuilen nu hele grote problemen in.”
Productiviteit als criterium moet worden geschrapt, stelt Radder. “Dat heb ik jaren geleden al geschreven. En dat zegt de KNAW, die bezig is met een nieuw protocol voor onderzoeksbeoordeling, nu ook. Beoordeel primair op inhoud. Kijk ten eerste naar de wetenschappelijke kwaliteit en ten tweede naar de maatschappelijke impact. De hoofdzaak moet een inhoudelijke beoordeling zijn, waar dat zinvol is ondersteund met kwantitatieve gegevens, want die moet je ook weer niet helemaal wegnemen.”
Nuanceren
Daarmee zit hij toch op de lijn van Science in Transition. “Ja, maar ik wil dat toch nuanceren. Er zijn grote verschillen tussen de disciplines en dat komt in hun position paper nauwelijks tot uitdrukking.” Radder noemt zijn vak, filosofie, als voorbeeld. Filosofen schrijven vaak in hun eentje, schetst hij. En dat resulteert geregeld in een boek, niet in een artikel van drie of vijf pagina’s in een wetenschappelijke uitgave.
Radder: “In de natuur- en levenswetenschappen ligt dat heel anders. Daar heb je het over vijf, tien of twintig auteurs. Daar zitten dan ook namen tussen van mensen die er zo goed als niets aan gedaan hebben. Al die verschillen spelen geen rol in de berekening van de H-factor. Dat is een resultaat van een collectieve prestatie van auteurs, terwijl de credits worden geclaimd door individuen. De vorige rector van de VU meldde altijd trots dat zijn H-factor 60 was. Ja, maar dankzij wie, hè?”
Open access
De hoogleraar gaat nog even door met het benadrukken van de verschillen. “Universiteiten en ook de NWO propageren nu open access. Dat is in principe een mooi beginsel, maar er wordt niet over nagedacht hoe dat gaat uitpakken voor de verschillende disciplines. Dit idee wordt gebracht als wereldwijde democratisering van de wetenschap. In een ideale wereld geldt dat, ja, maar niet in de wereld waarin wij leven. Ook de productie van digitale uitgave van hoge kwaliteit kost geld.”
Open access is daarom prima voor de wetenschappers die dat kunnen betalen, zegt Radder. “Zoals in de natuur- en levenswetenschappen. Dat ligt voor alpha-wetenschappers anders. Wij hebben daar geen potjes voor. Ik had het laatst al bij de hand. Ik kon een artikel voor Springer in open access plaatsen, maar dan moest ik wel 3.000 euro betalen. Dus ben ik naar mijn decaan gegaan met de vraag: kan ik 3.000 euro krijgen voor open access? Nou nee, dat was niet de bedoeling. Als open access voor auteurs zo duur is, kunnen wij hier nog zo nu en dan publiceren als we nog meer op een houtje gaan bijten, maar in ontwikkelingslanden en arme Oosteuropese landen kunnen ze het vergeten.”
Geen tijd
Terug naar de wetenschappelijk uitgaven en de rol van de redacties, die, volgens kritische wetenschappers als Radder, in toenemende mate middelmatige, slechte en zelfs frauduleuze artikelen laten passeren. Dus, doen ze hun werk niet goed? Radder: “Ja, maar dan hebben we het toch over productiviteit. Wíj worden enorm aangezet om zoveel mogelijk te publiceren. En al die artikelen moeten beoordeeld worden. Je krijgt dan ook steeds meer verzoeken om reviews. Ik had er deze maand drie, maar ik heb ze afgewezen. Geen tijd, ik heb het enorm druk.”
En zo staat het stelsel van peer review, essentieel om de kwaliteit te waarborgen in de wetenschappelijke uitgaven, ook onder druk, betoogt Radder. Maar klopt zijn beeld met de ervaringen van de redacties? “Het is altijd een uitdaging om recensenten te vinden,” zegt Corlett. “Maar we hebben daar verschillende strategiën voor.” Konieczny: “We hebben daar geen problemen mee. We hebben veel reviewers in huis. Het is wel een probleem om de rapportages op tijd binnen te krijgen.”
Bij COPE staan ze open voor suggesties tot verbeteringen. “We denken dat onze gedragscodes momenteel voldoen, maar we vertrouwen er ook op dat we feedback krijgen uit de vakgebieden waarin we actief zijn. Als er sprake is van hiaten dan zullen we onze richtlijnen aanpassen.”
Dit artikel is gepubliceerd in het universiteitsblad Advalvas van de Vrije Universiteit.
Recente reacties