Jorrit Kiewik: ‘De ratrace van groter, groter, groter moet stoppen’

Geplaatst door op zaterdag, 1 oktober 2016 in blog | 0 reacties
Jorrit Kiewik: ‘De ratrace van groter, groter, groter moet stoppen’

Jorrit Kiewik is sinds kort directeur van Youth Food Movement, de beweging die zich inzet voor een ‘good, clean en fair voedselsysteem’. Zijn drie voorgangers waren Amsterdammers, Jorrit is boerenzoon. Zijn ouderlijk melkveebedrijf staat in het Twentse Lonneker. Ooit wil hij daarnaar terug (‘het trekt heel erg’), maar eerst is er die missie: boeren helpen om zorgeloos een goed bestaan te leiden.

Het kwetst hem, zegt Jorrit Kiewik (24), om te zien in welke omstandigheden boeren in Nederland moeten leven en produceren. “Ze zitten in een ratrace. Het moet groter, groter, groter.” In het sobere kantoortje (“We zitten hier antikraak”) van de Youth Food Movement in Amsterdam vertelt de kersverse directeur over zijn idealen: “Je zou kunnen zeggen dat het mijn levensmissie is om te bereiken dat boeren zorgeloos hun ambacht kunnen uitvoeren en goede producten maken. En Nederlandse boeren kunnen als geen ander goede producten maken. Daar ben ik heel erg trots op.”

De Youth Food Movement is zeven jaar geleden begonnen als onderdeel van het Internationale Slow Food-netwerk, de organisatie die in 1989 is opgericht als reactie op ‘fastfood, de smaakvervlakking en de toenemende uniformiteit van voedsel’. Inmiddels telt YFM mee. In de afgelopen jaren zette de beweging zich op de kaart met initiatieven als Food Film Festival, Het Eetcafé, Damn Food Waste en de YFM Academie. Nu heeft de beweging het initiatief genomen tot de campagne ‘Structureel voedselonderwijs voor ieder kind’ (zie kader). Jorrits voorganger Joszi Smeets zette de actie op de rails, maar de nieuwe YFM-directeur wil het burgerinitiatief graag tot een succes maken. Het sluit precies aan bij zijn speerpunt als directeur: meer waardering creëren voor voedsel en daarmee voor het werk van de boeren.

Jorrit Kiewit 8
“Ik vind dat wij meer waardering moeten hebben voor het voedsel dat wij consumeren. In Nederland hebben we geen voedselcultuur meer. We weten niet meer wat we eten. We weten niet hoe we het moeten bereiden. Ik vind dat mensen moeten weten waar het eten vandaan komt en welke schakels in de keten daarmee bezig zijn. Als je een pak melk voor 49 cent koopt, dan moet je weten: wat voor melk is dat, in welke situatie verkeert de boer die de melk heeft geleverd? Daar staan consumenten te weinig bij stil.”

Je ging in Dronten naar de agrarische hogeschool en je zag daar dat het ‘schuurde in de keten’.
“Ik deed de studie agrarisch ondernemerschap richting veehouderij. Daar leer je vooral van elkaar. Je legt boekhoudingen naast elkaar, je vergelijkt bedrijfsplannen, je kijkt naar de groeimogelijkheden. Toen ik er studeerde, was de melkcrisis net geweest en die had best impact op de bedrijfsvoering. Dat zag je overal in terug. Dat mijn studiegenoten, boerenzoons, desondanks met zoveel drive en en hun hele ziel en zaligheid over hun bedrijf konden vertellen en er zoveel energie in stopten – dat verwonderde mij. Na de colleges stapten ze meteen in de Caddy om snel naar huis te rijden om te melken. Ik zat niet zo in die denderende wereld en ik keek met een afstandje naar de jonge ondernemers om me heen. Ik zag dat ze zó hard werkten, terwijl het erg slecht ging. Het waren klassieke familiebedrijven die opgegeten werden. Dat vond ik heel bijzonder.”

Heb je daar een les uitgetrokken?
“Voor mezelf wel: als je ziet dat het bergafwaarts gaat, dan moet je je oriënteren op hoe het beter kan. Wanneer een bedrijf afglijdt in die ratrace van intensivering en maar groter en groter worden, dan komt het daar op een gegeven moment niet meer uit.”

Je zegt daarmee: boeren moeten dan stoppen. Veel boeren zetten die stap niet?
“Te veel. Toen bekend was dat het melkquotum eraf ging, was iedereen enthousiast. Nu willen veel boeren weer minder melken. Maar er zijn nog zoveel mensen die zeggen: ‘Oh, mijn buurman stopt? Dan melk ik die koeien er nog wel even bij.”

Melkveehouders willen helemaal niet minder melken.
“De melkveehouders willen een beter inkomen.”

Kees Romijn, voorzitter van de LTO-vakgroep melkveehouderij, zei bij de presentatie van de melkprijsvergelijking van LTO dat de vrijwillige productiebeperking niet in het voordeel is van de sector hier. Nederlandse melkveehouders willen ondernemen, zei hij.
“Het botst met ondernemerschap, zeker. Toch ben ik voor productievermindering. Op dit moment produceren we bulk, echt bulk. Dat kunnen we hier in Nederland echt heel erg goed. Maar in het Oostblok, Oost-Duitsland en Denemarken zitten ze over niet al te lange tijd op dezelfde kwaliteit als hier. Met de omstandigheden die we hier hebben, zullen we niet kunnen concurreren tegen dat soort grootmachten waar het ondernemen veel makkelijker is. Daarnaast is er een verschil tussen het voeden van de wereld en het produceren voor de wereldmarkt, wat we nu doen met bulk.”

Wat is het verschil tussen die twee?
“Je voedt de wereld met hele goede producten, die echt iets toevoegen, waarmee we onderscheiden. Die we hier kunnen maken, maar in het Oostblok niet.”

De boeren in Nederland moeten de wereld voeden?
“Ja.”

Kun je voorbeelden noemen waarmee?
“Ik denk wat we enorme kansen hebben om te specialiseren. Je ziet het nu al in de Jumbo, waar je weidevogelmelk kunt krijgen. Daar is blijkbaar behoefte aan.”

De weidevogelmelk is een initiatief van de Gildeboeren, dat zijn er elf, twaalf – het is een niche.
“Ja, het is een niche, daar kun je de melkveehouderij in Nederland ook niet op bouwen. Ik denk ook wel dat een aantal ondernemers in Nederland goed mee kan gaan in die intensivering. Dat zijn er honderd of vijfhonderd, maar dat is dan al veel.”

FrieslandCampina richt zich, evenals andere zuivelconcerns van grote omvang, steeds meer op het maken van producten met hoge toegevoegde waarde. Weg van de bulk, dat is de ontwikkeling die jij wilt.
“Dat is zeker waar. Maar FrieslandCampina is een coöperatie, dus ze is er voor de boeren. Ze heeft de taak nichemarkten op te zoeken die goed bij de Nederlandse boer passen. Dat doet ze ook, maar je ziet tevens dat het op andere groeimarkten soms tegenvalt. Ik ben geen econoom, maar de vraag is: hoe kun je dat volhouden en hoe gaat de concurrentie daar mee om?

Daar plaats jij vraagtekens bij?
“Nou, ik denk dat onze landbouw failliet is en dat er structureel zaken moeten veranderen. Zoals we nu ons voedsel produceren is niet vol te houden, op maatschappelijk en milieutechnisch niveau. Er is een ratrace gaande in de intensivering. Ik vind dat een fundamenteel verkeerde ontwikkeling. Ondernemers moeten de keuze kunnen maken in hoe zij willen produceren. Als ze grootschalig willen produceren, vind ik dat prima. Maar ze moeten óók de kans hebben om eens naar buiten te kijken.”

Je bent voor twee jaar bij YFM aangesteld. Je hebt een missie, heb je ook concrete doelen?
“Dat is niet scherp. Het is meer een onderbuikgevoel. Er is een soort van ideaalbeeld dat boeren kunnen ondernemen zoals ze willen. Dat is over twee jaar helaas nog niet geregeld. Maar dan heb ik wel een pad uitgezet, denk ik, waarop ik na YFM nog veel kan doen voor een duurzame landbouw.”

Hoe oefen je invloed uit? Wordt er naar YFM geluisterd?
“Je ziet het in de Tweede Kamer. We hebben regelmatig contact. De eerste week dat Martijn van Dam aan het werk was als staatssecretaris kwam hij hier op bezoek. Ik heb in alle vakbladen woede gelezen omdat de landbouw niet in de commissie Nijpels (die adviseert over de toekomst van de veehouderij, red.) zit; nou, daar zit YFM wel in.”

En die beweging heeft nu een boerenzoon als directeur.
“Ja en ik vind het heel goed dat YFM mij de ruimte biedt om om me heen te kijken; ze brengt mij de contacten en het netwerk. Ik heb de kans om nu de telefoon te pakken en met de strategiemanager van Ahold te bellen. Of met de marketeer van de Vegeta-rische Slager of Unilever. En omdat ik uit de sector kom, krijg ik veel feedback. Ik vertegenwoordig een generatie jonge boeren. En ik ben daar trots op. Ik spar heel veel met de mensen om me heen. Ik kijk waar naar zij behoefte aan hebben. En ik probeer dat te vertalen naar oplossingen.”

* * *

Jorrit Kiewitkopiekopie

Voedselonderwijs voor ieder kind
Youth Food Movement is het burgerinitiatief ‘Structureel voedselonderwijs voor ieder kind’ begonnen. De actie werd van het begin af aan gesteund door de Amsterdamse hoogleraar Voeding en Gezondheid Jaap Seidell, de Hartstichting, de kok Pierre Wind en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel.
De ondersteuning werd later opgeschaald met een brede Alliantie Voedselonderwijs. Het doel is om 40.000 handtekeningen te verzamelen en deze op 16 oktober, Wereldvoedseldag, aan te bieden aan staatssecretaris Van Dam. Als het streefaantal (de petitie is te tekenen op youthfoodmovement.nl) wordt gehaald, moet de Tweede Kamer over het initiatief praten en een standpunt innemen.
Jorrit Kiewik: “De insteek is dat voedselonderwijs verplicht moet worden voor ieder kind op de basisschool. Het is de generatie van de toekomst, waar veel mis mee is. Slechts één op de honderd kinderen eet voldoende groente, 18 procent heeft obesitas. Veel kinderen weten niet meer waar het voedsel vandaan komt. Wij vinden dat ze dat moeten leren op school. Ze moeten met de handen in de klei zitten, eten voelen en proeven, leren hoe je het bereidt. Zo voeden we een hele generatie op. En als mensen weten wat ze eten dan gaan ze het voedsel ook meer waarderen.”

Dit artikel verscheen in Zuivelzicht

Plaats een reactie