‘Zonder MBO’ers staat alles stil, ook de agrarische sector’

Geplaatst door op donderdag, 28 augustus 2014 in blog | 0 reacties
‘Zonder MBO’ers staat alles stil, ook de agrarische sector’

Boeren en tuinders die als deeltijdleraar of gastdocent lesgeven aan AOC-leerlingen op hun eigen bedrijf. Het is onderdeel van de toekomstplannen van het groene onderwijs. De AOC’s worden omgevormd tot netwerkorganisaties die nauw samenwerken met het bedrijfsleven. Het is de enige manier om goed onderwijs te kunnen blijven geven, zegt Jan Pieter Janssen, voorzitter van de AOC raad.

Minder instroom van leerlingen, een groeiend aantal kleine en dus dure opleidingen, de invoering van een nieuw onderwijsmodel en de vraag uit het bedrijfsleven om meer én betere opgeleide arbeidskrachten, er liggen nogal wat uitdagingen voor de groene MBO’s.

Jan Pieter Janssen, bestuursvoorzitter van het Citaverde College in Roermond, wordt 1 september voorzitter van de AOC raad, de koepelorganisatie van de AOC’s (vmbo en mbo-groen). Voordat hij aan zijn nieuwe klus begint, schetst hij de stand van zaken in groen onderwijsland.

De kritiek die onderwijsminister Bussemaker onlangs uitte op de onderwijskwaliteit van het MBO, geldt niet voor de AOC’s, zegt Janssen. “In de brief van de minister staat juist dat het groene MBO-onderwijs de examinering zeer goed op orde heeft. Daarover hebben we een jaar of zes terug flink de wind van voren gehad. Daar is sindsdien fors op geïnvesteerd. Dat hebben we nu goed voor elkaar.”

- Minister Bussemaker schrijft ook dat het MBO een imagoprobleem heeft. Leerlingen met praktijkgerichte interesses komen door dat slechte imago niet in het MBO terecht. Hebben de AOC’s daar ook last van?

“Wanneer je ambitie hebt om naar het HBO gaan is er wel duidelijk sprake van een trek naar de havo om zo de stap te maken. Dat merken we op de AOC’s ook, vergelijkbaar bij de ROC’s. Maar dat punt van het imago betreft maar een beperkte doelgroep. Voor veel leerlingen is het MBO de enige weg naar arbeid. Voor leerlingen niveau 2 en 3 en ook een deel 4 is MBO het eindonderwijs, dus ik vind het een beetje een rare uitspraak. En laten we wel zijn, zonder MBO’ers staat alles stil. Ook de agrarische sector. De MBO’er van niveau 2 tot 4 zijn de vakmensen die het land nodig heeft.”

- Blijft toch het punt dat het bedrijfsleven zegt: we krijgen te weinig opgeleide jongeren uit de AOC’s. FrieslandCampina verliest in acht jaar meer dan de helft van z’n operators. Dat is een probleem.

“Het is een breed dilemma in het land. Er is jarenlang enorm veel geïnvesteerd in de techniek. Ik las in de krant dat het aantal aanmeldingen voor HBO en universiteit voor technische richtingen is toegenomen. Dus dat werpt z’n vruchten af. Los daarvan, de foodsector moet ook iets doen aan haar eigen imago, dat kunnen wij vanuit het onderwijs niet veranderen. Verder denk ik dat het steeds belangrijker wordt dat leerlingen heel goed zien wat hun toekomstmogelijkheden zijn binnen de groene sector, waar wij als scholen voor opleiden. Wij moeten allerlei maatschappelijke thema’s als duurzaamheid, gezonde voeding, gezonde leefomgeving, gezonde productie, dierenwelzijn, behoud agrarisch landschap goed over het voetlicht brengen.”

- Hoe gaat u dat doen? De noodzaak is evident, er is een gezamenlijk belang van bedrijfsleven en onderwijs. Je zou zeggen dan ga je gezamenlijk een strategie en actieplan ontwikkelen.

“We zoeken als onderwijs naar duurzame relaties met ondernemers, om daar opleidingsbedrijven mee op te zetten. Een ondernemer heeft daar belang bij, want hij wil goed opgeleide mensen op zijn bedrijf. Ik wil in gesprek met brancheorganisaties bekijken of we met elkaar in regio’s een aantal van dit soort opleidingsbedrijven aanwijzen, waarbij je ook kunt kijken of je die ondernemer een soort opleidingsbudget kunt meegeven vanuit de branche. Dat zijn werkvormen waar al pilots mee lopen, maar we willen het verder uitbreiden.”

Jan Pieter Janssen 3

- Is de ontwikkeling die u nu schetst noodzakelijk om opleidingen overeind te houden in de toekomst?

“Ja, ik denk wel dat dat echt nodig is.”

- Over welke opleidingen hebben we het dan.

“Als je naar de primaire sector kijkt, dan lopen dit soort initiatieven in de pluimvee en varkenshouderij.”

- Het bedrijfsleven, de primaire sector, maar ook de foodindustrie, zeggen dat de niveaus omhoog moeten. Herkent u dat?

“Ja, ik hoor dat wel. Maar ik ga er natuurlijk niet over als iemand zegt: ik heb een HBO’er nodig. Ik wil wel zeggen dat we er alles aan doen om MBO’ers op niveau 4 als goede, zelfstandig ondernemende beroepsbeofenaren op de markt te zetten. Daarnaast worden we als onderwijs steeds sterker gedwongen om de leerling te plaatsen op het niveau dat hij aankan. Dat is essentieel.”

- LTO heeft zich uitgesproken voor een concentratie van het onderwijs op een paar plekken.

“Ja, maar dat beeld deel ik echt niet. Wel als je een vakdag hebt en in Zuid-Nederland bijeenkomt op het proefbedrijf in Sterksel, dan kun je specifieke zaken doen. Maar we weten ook dat MBO-leerlingen niet graag reizen. Je moet het onderwijs in de nabijheid houden. Wat ik voor me zie is een soort netwerkstructuur, waarbij je als AOC het onderwijs verzorgt in een regio, met een ring van zeg maar schoolnabije bedrijven waar je voor je wekelijks praktijk- en je vakinhoudelijke lessen terecht kunt. En dat je daarnaast op een vakdag in de week terecht kunt op een plek die je kunt delen met andere AOC’s. Hopelijk kunnen we als onderwijs en bedrijfsleven beter samenwerken om leerlingen ook in de praktijk op te leiden.”

- Als je dit netwerk idealiter kunt invullen, over hoeveel schoolnabije bedrijven hebben we het dan?

“Dat kun je niet zo zeggen. Dat hangt van de regio af en het aantal leerlingen. Maar het gaat niet om tientallen bedrijven per richting. Je moet een paar bedrijven hebben, waar leerlingen te maken krijgen met verschillende bedrijfsvoeringen, andere techniek, schaalgrootte. Zodat je ook kunt rouleren op die verschillende bedrijven.”

- Krijgen die leerlingen dan les van de boer of de docent?

“Allebei. Maar de docent blijft verantwoordelijk voor het onderwijs.”

- Proeft u bij LTO bereidheid om mee te denken in dit concept.

“Ik heb vorige week een gesprek met LTO gehad en daarin aangegeven wat ik wil. Ik zeg niet dat we het geschil geheeld hebben, maar ik heb niet het idee dat er een blokkade ligt.”

- Kleine opleidingen met weinig leerlingen is ook een centenkwestie. Er moet altijd geld bij. Er is dus ook een zekere urgentie. Zit er druk op de ketel?

“Ja. En daarnaast moeten we ook naar de inhoud van het onderwijs kijken. Er komt een nieuwe kwalificatiestructuur die in augustus 2016 ingevoerd moet zijn. Nieuw is dat MBO’s vijftien procent van het onderwijs moeten invullen met een keuzedeel. Dat is niet zomaar iets. Het bijzondere daarvan is dat het altijd moet worden voorgedragen namens onderwijs én bedrijfsleven. Als het bedrijfsleven zegt het is zinvol om in de opleiding dierhouderij een keuzedeel rond dierethiek op te nemen en wij zeggen: daar kunnen we onderwijs van maken, dan kan het ter goedkeuring worden voorgelegd aan het landelijk overleg tussen bedrijfsleven en onderwijs en vastgesteld door de minister.”

- Als de AOC’s er in slagen om een netwerk met praktijkbedrijven op te bouwen, waarbij leerlingen deels les krijgen op bedrijven, ziet u dat dan als mogelijkheid om iets te doen aan het imago?

“Ik denk het wel. Het gaat dan ook om de kwaliteit van het onderwijs, maar ook om het arbeidsmarktperspectief. De vraag is niet alleen: heb ik een baan, maar ook: heb ik een aantrekkelijke baan. Qua werkomstandigheden, qua betaling. Op dat vlak liggen er voor de branche wel wat uitdagingen.”

- U bedoelt?

Uit de onderzoeken die jaarlijks gedaan worden naar de afgestudeerden van het MBO blijkt dat het gemiddelde salaris van een afgestudeerde in de  groene sector lager ligt dan het niveau in de techniek. Dus op de arbeidsmarkt heb je ook te maken met concurrentie. Nou zegt geld niet alles, plezier en werkomstandigheden zijn ook belangrijk, maar uiteindelijk gaat het er om dat de mensen op de arbeidsmarkt komen en daar ook behouden blijven. En daar ligt een rol voor het bedrijfsleven. Hoe zijn de verdere scholingsperspectieven, hoe zijn de arbeidsvoorwaarden.”

- U stelt dat het bedrijfsleven – met de AOC’s – ook een verantwoordelijkheid heeft om goed onderwijs te geven. Vult het bedrijfsleven dat goed in?

“Ik weet zeker dat op een aantal punten het echt nog wel de nodige kruim vraagt de komende tijd.

- Nou, noemt u die punten dan eens?

“Als je vindt dat je allebei inbreng wilt hebben, dan moet je ook zorgen dat dat gebeurt. Nou, dat is nog niet zo makkelijk. Wij kunnen ons als AOC’s nog vrij makkelijk organiseren, we zijn met z’n dertienen. Maar wie vertegenwoordigt de branche? Hoe kom je tot een goede vertegenwoordiging op landelijk en regionaal niveau? Dat is nog niet zo eenvoudig. Als ik kijk naar de laatste ervaringen in het landelijk onderwijsoverleg, dan heb ik wel mijn zorgen over hoe de achterban van het bedrijfsleven daar inzit.”

- Is het een oproep van u aan het bedrijfsleven om een en ander goed te organiseren ook in het belang van het onderwijs.

“Mijn oproep is: pak alle kansen die er zijn om mee te praten over het wat van het onderwijs en kom aan tafel om het ook mogelijk te maken.”

- Joep Houteman, bestuurder van de Aeres Groep, zegt in een opiniebijdrage dat er binnen de AOC’s meer ruimte moet komen om leerlingen op de internationale werkomgeving voor te bereiden.

“Ik deel zijn mening dat het een permanent punt van aandacht moet zijn. Maar er gebeurt nu al heel veel. Zeker als het om buitenlandse stages gaat, sommige AOC’s zijn al actief met buitenlandse scholing. Ik ben zelf erg benieuwd hoe we het keuzedeel internationalisering meer inhoud geven, daar kunnen we nog wel slagen maken.”

- Moet het bedrijfsleven zijn structuur gebruiken om MBO-studenten internationale ervaring op te laten doen?

“Ik kan me heel goed voorstellen dat dat een ontwikkeling is om verder te bekijken. Maar op dit moment is dat nog niet zo.”

 

——————————

AOC’s krimpen ‘t hardst in MBO

Het aantal leerlingen dat onderwijs in het groene mbo volgt, daalt al een paar jaar. Aan het begin van dit studiejaar telden de AOC’s 28.085 leerlingen, dat zijn er 892 minder dan het jaar ervoor. Een daling van 3,1%.

Dit blijkt uit cijfers van Aequor,  het kennis- en communciatiecentrum voor de groene sectoren. De daling is vooral toe te schrijven aan de forse afname (min 13%) van het aantal leerlingen dat de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) met een flink praktijkdeel volgt. Het aantal leerlingen dat de beroepsopleidende leerweg (bol) volgt, nam zelfs toe (plus 3,5%)

De terugloop van AOC-leerlingen gaat daarmee harder dan in de rest van het middelbaar beroepsonderwijs. Het aantal MBO-leerlingen daalde dit schooljaar met 1 procent.

Van de AOC-gediplomeerden in het schooljaar 2012-2013 is bijna driekwart (71%) aan het werk gegaan. 20% ging een volgende MBO-opleiding volgen en 8% stroomde door naar een HBO-opleiding.

De afgestudeerde leerlingen voedingsindustrie waren het meest succesvol in het vinden van een baan, 89% kwam op arbeidsmarkt terecht. Van de leerlingen die de richting dierenhouderij en – verzorging afrondden, ging 62% een het werk. Bijna een kwart stroomde door naar een andere MBO-opleiding en 14% ging het proberen op het HBO.

Naamloos

Plaats een reactie