‘Eén op de vijf melkveebedrijven staat op scherp’

Geplaatst door op donderdag, 22 mei 2014 in blog | 0 reacties
‘Eén op de vijf melkveebedrijven staat op scherp’

Nog één jaar te gaan en dan is het ‘bevrijdingsdag’. De zuivelsector investeert miljarden in uitbreiding van de productie. Die strategie past in het heilige geloof dat groei nodig is om voort te bestaan. Maar melkveehouders lopen risico’s als de melkprijs in het quotumloze tijdperk onderuit gaat op een volatiele markt met veel prijsschommelingen. Eén op de vijf bedrijven staat op scherp.

Vorig jaar stelden Wageningen Universiteit en Alfa Accountants in het gezamenlijke rapport ‘Buffercapaciteit’ dat een kwart van de melkveebedrijven in de gevarenzone zit. Ze hebben te weinig financiële buffers om tijden met slechte melkprijzen te overleven, stelden de onderzoekers.

Dat was driekwart jaar geleden. Inmiddels is er lange tijd een goede melkprijs uitbetaald, dus is er de gelegenheid geweest om financiële gaten te dichten en reserves op te bouwen. Maar is dat ook gebeurd?

Jan Kappers, adviseur Strategie en Bedrijfsontwikkeling bij Alfa Accountants zegt: “We zien dat er meer gebufferd wordt. Er zit meer vet op de botten.” Maar toch zit zo’n tien tot twintig procent nog steeds in de gevarenzone, zegt hij.

Volgezogen
Daaronder ondernemende melkveehouders die zich volgezogen hebben met schulden en daardoor weinig buffercapaciteit hebben als de markt tegenzit. Wat volgens de onderzoekers van Wageningen Universiteit betekent dat ze in financieel moeilijke tijden nauwelijks geld hebben voor gezinsinkomen, aflossingen en investeringen.

Ook al stemt de aanhoudende groeiende vraag op wereldzuivelmarkt positief voor de langere termijn, op een volatiele markt met scherpe prijsschommelingen lijkt het een kwestie van tijd dat de moeilijke tijden er komen als de uitbetaling onder de kritische melkprijs van zo’n 34 cent zakt. Een aantal bedrijven krijgt het dan lastig, zegt Kappers. Met name de bedrijven die niet flexibel zijn, die op haren en snaren staan.

Dat zijn veelal bedrijven die na de dip in 2008 en 2009 geen kans zagen om zich te herstellen, stellen de onderzoekers in Buffercapaciteit. Het zijn de schaalvergroters en arbeidsbesparende boeren die zich hebben ingelaten met het lang nagejaagde idee dat met groei de indirecte kosten konden worden teruggedrongen. Ze hebben een hoge schuld per kilo melk en zijn intensief waardoor ze voer aankopen, mest afzetten en in hoofdzaak de werkzaamheden op het land aan de loonwerker uitbesteden. Daarnaast gaan deze bedrijven voor nieuwe technologieën om het werk op hun grootschalige bedrijf rond te kunnen zetten.

Konden ze in het verleden in lastige tijden met één telefoontje naar de bank de aflossingen een half jaar stil zetten, straks zal ze dat niet meer zo gauw lukken, zegt Kappers. “De banken zijn kritisch geworden.” En dat betekent, aldus de adviseur, dat in feite de kritische melkprijs hoger is komen te liggen; de melkveehouder kan niet meer rekenen met tijdelijke verlichting van z’n financiële verplichtingen.

Afwegingen
Melkveehouders die kiezen voor productieuitbreiding maken daarbij niet altijd de goede afwegingen, zegt Kappers. “Niet elke melkveehouder staat stil bij de vraag welk rendement die laatste 100.000 kilo melk gaat opleveren. Hij kijkt alleen of hij die uitbreiding wel kan betalen.”

Zo surfen ze mee op de investeringsgolven richting 2015. Het heeft iets van kuddegedrag, aldus Kappers. Er wordt te weinig gekeken naar het eigen bedrijf, te veel naar de trend in de sector. En banken, hoe kritisch ook, houden ze zelden tegen. “Er zijn wel melkveebedrijven met een kredietaanvraag weer naar huis gestuurd, maar die pasten de plannen aan. Zover ik weet zijn er uiteindelijk niet veel die nul op het rekest hebben gekregen.” Banken redeneren nu vanuit risicobesef, zegt Kappers. Hebben ze vertrouwen in de ondernemer, presteert hij goed, is hij in staat om terug te betalen. “Daar zit geen direct rendementsratio in.”

Als melkveehouders wél naar het te verwachten rendement kijken, zouden investeringsbeslissingen anders uitvallen, aldus Kappers. Hij spreekt over een kantelmoment. Meer melk produceren betekent ook meer voer aankopen, meer arbeid, meer mestafzet. “De vraag is: waar gaat het knellen? Stel, je hebt een solide bedrijf, je haalt je voer van je eigen land, je mestafzet is behapbaar, de arbeid kun je in principe zelf rondzetten, wat gebeurt er dan als je 100.000 liter meer gaat produceren? Wat betekent dat voor je arbeid? Moet je voer gaan aankopen? Wat gaat de mestafzet kosten? Als je dat berekent, hou je de vraag over: wat levert die extra 100.000 liter melk nou nog op?”

Kwetsbaarder
Zo passeren veel solide bedrijven de grens van zelfredzaamheid en worden groter, intensiever én kwetsbaarder. “En dat moet je wel allemaal kunnen behappen. Groot zijn betekent niet het recht op het voortbestaan van je bedrijf. Dat wordt wel vaak gedacht, ja.”

Melkveehouders die afhankelijk worden van de markt (voor voer, arbeid, mestafzet) worden aangesproken op hun ondernemerskwaliteiten. “De echte ondernemers regelen dat het best. Daar pakken ze voordelen op. Processen goed organiseren, met protocollen werken, een positie nemen op termijnmarkten, op de juiste momenten voer aankopen en niet wachten tot de vloerplaat leeg is. Dat is een spel. Hoe groter en intensiever je bent hoe meer en beter je dat spel moet spelen.”

Na 2015 worden die vaardigheden door de prijsschommelingen écht op de proef gesteld, verwacht Kappers. “Je hebt bedrijven die het niet gaan volhouden. Daar zijn ook bedrijven bij met 200 tot 300 koeien, die weinig flexibel zijn en waarvoor de kostprijs de kostprijs is. Zij moeten listen gaan verzinnen als de melkprijs te veel daalt. Nee, het worden spannende tijden.”

 

lijn-a2

Niet meer maar mínder produceren

De vraag dringt zich op of de sector met een productiegroei van 1 miljard liter melk wel de juiste weg bewandelt. Jan Kappers zegt: “Je kunt beter 1 miljard minder produceren, maar dan bijvoorbeeld antibioticavrij. Dat vraagt natuurlijk een hele inspanning, maar daarmee zet je een kwaliteit in de markt waarmee je een enorme voorsprong neemt en waardoor je van een hele hoop problemen af bent.”

Het is een alternatief dat veel beter bij de Nederlandse melkveehouderij past, zegt Kappers. “De sector moet het zoeken in de toegevoegde waarde. Ze heeft daar de structuur voor, dat is haar kracht. We gaan het niet verdienen als we melk tegen de laagste kostprijs willen produceren.”

En, zo vraagt de adviseur zich af, staat die productiegroei niet op gespannen voet met allerlei duurzaamheidsdoelstellingen die de sector zichzelf oplegt? De sector moet zich afvragen waarin ze wil groeien, aldus Kappers. “In kwantiteit of in kwaliteit? En wat mij betreft in kwaliteit. Dat past ook binnen de kaders die de sector zichzelf stelt.”

 

Dit artikel verscheen in Zuivelzicht

Plaats een reactie